Het nieuwe nummer van Naober is er!

0

Als ik kijk naar de levende have van Robbert en Sietse op pagina 55, maakt mijn hart een sprongetje. Wat word ik blij van mensen die hun hele ziel en zaligheid wijden aan beesten rondom hun huis. In dit geval aan diverse soorten gevogelte. Een hele klus, weet ik nog van vroeger. Bij ons thuis, ik was nog een kleuter, was het ook een dierenwalhalla. We hadden een geit, een ezel, af en toe een kauwtje, een hond, parkieten en heel veel wilde konijnen in de tuin. Er zijn foto’s van mij als vijfjarige waarop ik de fles geef aan een jong, pasgeboren geitje. Gewoon bij ons in de keuken. En zijn er ook kiekjes waarop ik parmantig rondrijd op ezel Bertha, met mijn vader ernaast. Bertha is zelfs een keer mee geweest naar school. Op dierendag. Maar of we het beest daar nu zo’n groot plezier mee deden, betwijfel ik. De gangen waren veel te glad voor zijn hoeven. Uiteindelijk kon hij via de klasdeuren die direct uitkwamen op het schoolplein naar binnen. Voor hooguit een paar seconden, want stel je voor dat het beest ging poepen… Daar had de juf geen zin in. Begrijpelijk hoor. Heb je net die kleuters een beetje zindelijk, krijg je een ezel op bezoek…

Ben benieuwd of er nu nog steeds ezels mee mogen naar school. Ook vraag ik me af of de dieren net als bij ons thuis, gewoon in de natuur gestald werden. Simpelweg omdat we geen weiland tot onze beschikking hadden. Er was meer dan voldoende ruimte voor een stal bij ons thuis, maar mijn vader zette Bertha overdag aangelijnd naast de Berkel. Zonder toezicht. En haalde hem ’s avonds weer op. Iedereen wist dat en niemand die dat gek of raar vond. Sterker nog, de meeste voorbijgangers aaiden Bertha en maakten ‘een praatje’. Bertha zag er dan ook schattig uit. Al is ze ook eens uitgebroken en aan de andere kant van het dorp teruggevonden. Gelukkig zonder brokken te maken.

Mijn vader was overigens niet de enige die zijn ezel langs het water liet grazen. Een achterbuurman (die de bijnaam Jezus kreeg vanwege zijn lange haren en enorme baard) stalde er ook zijn geiten. Dat ging eigenlijk altijd goed.

Tot er een droge zomer kwam en er nauwelijks gras groeide. Mijn vader en de buurman kregen onenigheid over welk dier waar mocht grazen. Het eindigde in wat duw en trekwerk, waarbij de achterbuurman uiteindelijk een nat pak haalde in de Berkel. Als we mijn vader er nog weleens naar vragen op verjaardagen, doet hij het akkefietjes met ‘Jezus ‘ altijd af met hetzelfde grapje: “Ik dacht dat hij over het water kon lopen.”

Veel leesplezier en geniet van de zomer!

Jolanda Hofland

Wilt u de Noaber lezen? Word abonnee. Klik hier.

Plaats een reactie

0 Reacties